E-liner
NEXT >>>

Europa
Herakles
Odysseus

"Het verhaal van het jonge meisje Europa

In het land van Tyrus en Sidon leefde het meisje Europa. Zij was de dochter van koning Agenor. Ze woonde vlakbij het paleis van haar vader. Op een keer, rond middernacht, kreeg Europa een droom. Ze zag 2 vrouwen op haar af komen. De ene vrouw kwam uit Azië en de ander uit het tegenover gelegen werelddeel. Beide vrouwen probeerden Europa iets te vertellen, maar Europa luisterde alleen maar naar de vrouw uit Azië. Ze zei : "Kom kind, ik breng je naar oppergod Zeus, dat is je voorbestemde lot."

Europa was best bereid mee te gaan in haar droom met de onbekende vrouw. Maar op dat moment werd Europa wakker en haar hart klopte in haar keel. Ze dacht lang na over de betekenis van deze droom, maar kon er niet achter komen wat deze droom betekende.

Intussen was het dag geworden en Europa stapte uit bed om wat te werken en te spelen. Al snel waren haar vriendinnen om haar heen te vinden. Die dag werd de prinses (Europa) opgehaald om naar de bloemrijke velden langs de zeekust te gaan. Een aantal vriendinnen ging ook mee. Europa was het mooiste meisje met de mooiste kleren. Ze besloten allemaal bloemen te gaan verzamelen. Daarna maakten ze er kransen van door ze te vlechten.

Maar nu sloeg het noodlot toe dat in de droom van Europa was voorspeld. Zeus was namelijk verliefd geworden op het meisje en wilde haar tot één van zijn vrouwen maken. Maar Zeus was wel bang voor zijn jaloerse echtgenote Hera en was bang dat Europa niet zomaar zou trouwen met hem, zonder eerst haar vader om raad te vragen. Daarom bedacht Zeus een list (truc). Hij nam de gedaante aan (veranderde in) van een stier. De stier zag er sterk en mooi uit, met kleine hoorns die doorzichtig waren als edelsteen. Maar voordat hij zich liet veranderen in een stier, sprak hij eerst met zijn zoon Hermes. Zeus vertelde hem niet wat hij van plan was, maar gaf zijn zoon een opdracht : "Ga naar Phoenicië en drijf daar het vee van koning Agenor naar de zeekust." Hermes gehoorzaamde en de gevleugelde god daalde af naar Phoenicië waar hij het vee naar de zeekust joeg. Hermes wist niet dat zijn vader inmiddels veranderd was in een stier en ook bij het vee zat. Zo kwam het vee terecht bij de bloemenvelden waar Europa en haar vriendinnen zaten. Alle dieren verspreidden zich over de velden, maar er was één stier die rustig naar de meisjes toe liep. Hij zag er niet gevaarlijk uit. Europa en haar vriendinnen vonden de stier bijzonder mooi en besloten dichterbij te komen om het dier te aaien. De stier liep regelrecht op Europa af. Ze schrok eerst een beetje, maar daarna aaide ze de stier over zijn rug en hield een bos bloemen onder de neus van de stier. De stier likte aan de bloemen. Europa kuste de stier lief op zijn voorhoofd en daarna kreeg ze zin om op de rug van de stier te gaan zitten, samen met 3 vriendinnen. De stier was gaan zitten en keek achterom alsof hij wilde zeggen dat de meisjes op zijn rug konden. Europa ging als eerste op zijn rug zitten en legde haar bloemenkrans op zijn hoorn. Maar toen Europa eenmaal op de stier zat, kwam de stier overeind en ging er vandoor. Eerst langzaam, maar daarna steeds sneller. Eenmaal uit de wei leek de stier zelfs te vliegen ! Voordat Europa de kans had om eraf te gaan, sprong de stier in de zee en zwom naar de overkant. Europa kon zichzelf met één hand vasthouden aan een hoorn van de stier. Ze keek af en toe achterom en huilde en riep om haar vriendinnen.

Al snel was er geen land meer te zien en niet lang daarna ging de zon onder. De stier zwom maar verder, ook de hele volgende dag. Tegen de avond bereikten ze eindelijk een afgelegen oever. De stier sprong aan land en liet zijn geliefde langzaam van zijn rug afglijden. Toen verdween de stier ineens uit het zicht. Even later keerde Zeus terug, maar nu in de gedaante van een man, jong, sterk en mooi als een god. Hij zei dat hij de koning van Kreta was en dat hij graag met haar wilde trouwen. En hij beloofde dat ze niets te kort kwam als ze met hem zou trouwen. Europa wist zich geen raad met deze vraag en ze zei dat ze dan wel wilde trouwen met hem. daarna viel ze plotseling uitgeput van de angst en van de moeheid in slaap.

Toen ze 's morgens wakker werd, was ze alleen. Ze wist niet of ze droomde of wakker was en of ze alles maar gedroomd had. Maar toen ze eens goed om haar heen keek, zag ze dat ze inderdaad uit haar land ontvoerd was en ze huilde. Plotseling stond er een lieve gedaante voor haar. Het was Aphrodite, de godin van de schoonheid. En die zei, terwijl ze het meisje troostte: "Huil maar niet, lief meisje. Ik was degene die je die voorspellende droom stuurde, om je erop voor te bereiden. Je bent nu de vrouw van Zeus en deze prachtige plaats heeft hij voor jou uitgekozen als woonplaats voor jou en je nakomelingen. En omdat Zeus zoveel van je houdt, wil hij je naam onsterfelijk maken. Het vreemde werelddeel waar hij je naar toe heeft gebracht, heet vanaf nu "Europa"...

terug naar boven

 

herakles

Het verhaal over de grote held Herakles.Herakles was de zoon van Zeus en werd geboren in Thebe. Herakles was oersterk. De vrouw van Zeus, Hera, was boos op Zeus, omdat Herakles niet haar kind was. Daarom stuurde ze 2 slangen op Herakles af om hem te doden. Maar Herakles pakte de slangen bij de kop en kneep ze dood. Toen Herakles ouder werd, werd hij ook steeds sterker. Hij trouwde met een dochter van koning Kreon en alles ging goed. Maar Hera hield niet op. Ze had een plan gemaakt om Herakles gek te maken. Herakles werd krankzinnig en doodde zo zijn eigen vrouw en kinderen, die hij plotseling als vijand was gaan zien. Toen hij later weer "normaal" werd, schrok hij van zijn verschrikkelijke daden. Hij vluchtte weg en ging naar de tempel van Apollo om daar raad te vragen. De orakelpriesteres vertelde dat hij zijn enorme kracht moest gebruiken om andere mensen (die niet zo'n sterk lichaam hebben) te helpen. De priesteres antwoordde dat hij Eurystheus moest gaan helpen. Hij moest 12 opdrachten voor hem doen en dan zou hij onsterfelijk worden.

Herakles wilde dit wel doen en hij vertrok naar Eurystheus. Al snel trouwde hij opnieuw, nu met Deianeira. Eurystheus had al snel klusjes voor Herakles. Op de Peloponnesos (eiland van Griekenland) zwierven een aantal vreselijke monsters, die een gevaar waren voor de mensen. Het was een grote leeuw, een slang met 100 koppen, vogels met bronzen klauwen, een verschrikkelijk everzwijn en een hinde die nooit moe werd. Bovendien moest Herakles ook nog de stal van koning Augias schoonmaken. (Stiekem hoopte Eurystheus dat Herakles bij één van die klusjes dood zou gaan, want zo'n sterke man was een gevaar voor hem...)

Maar Herakles klaarde de eerste klus heel snel. Hij wist de leeuw met een list (slim plannetje) te overwinnen. Eerst probeerde Herakles het met pijlen, maar de leeuw kon daar gewoon tegen. Hij lokte de leeuw in een grot. Daarna maakte hij 1 ingang dicht. Toen kon hij het dier vangen en wurgen. De huid van de leeuw deed hij aan als een soort kleding om te laten zien dat de leeuw dood was.

Nu moest Herakles de waterslang met 100 koppen zien te verslaan. Samen met zijn vriend (en neef) Iolaos probeerde hij de slang te doden, maar als hij een kop eraf hakte, groeiden daar weer 3 nieuwe koppen aan ! Herakles kreeg toen een geweldig idee. Telkens als hij een kop eraf had geslagen, schroeide zijn neef met brandend hout de wond dicht, zodat daar geen nieuwe koppen meer konden groeien. Alleen de middelste kop van de slang was onsterfelijk en die begroeven ze onder een rotsblok. Het bloed van dit monster gebruikte Herakles als gif voor zijn pijlen.

Daarna ging Herakles op pad om het everzwijn te verslaan. Maar hij had de opdracht gekregen om dit zwijn levend te vangen. Herakles viel het everzwijn aan toen het lag te slapen en hij bond zijn poten samen vast. Zo nam hij het mee terug naar Eurystheus.

De volgende opdracht was het vangen van de onsterfelijke hinde. Het beest had een gouden gewei en had koperen hoeven, zodat het beest nooit moe werd. Herakles moest het dier een jaar lang achtervolgen. Toen kon hij het dier vangen, omdat ze in de sneeuw terecht gekomen waren. Want daar kon de hinde niet meer zo snel lopen.

Bij een ander meer zaten een aantal vogels met bronzen klauwen en snavels, die zelfs mensen aten. Ze zaten onzichtbaar verscholen in de bossen. Herakles was niet van plan om zich in de val te laten lopen in dit bos. Hij probeerde de vogels aan het schrikken te brengen. Met een bronzen ratel maakte hij een enorm lawaai en de vogels schrokken en vlogen op. Nu zag Herakles waar ze zaten en hij schoot ze met zijn giftige pijlen neer.

Nu moest Herakles de stal van koning Augias schoonmaken. Deze stal was jaren lang niet schoongemaakt en het vuil had zich opgestapeld tot een enorme berg rotzooi. Herakles kreeg de opdracht om de stal in 1 dag schoon te maken... Met hulp van de Godin Athene wist Herakles een grote rivier te vormen. Dat deed hij door 2 kleine rivieren bij elkaar te laten komen. Hij zorgde ervoor, dat deze grote nieuwe rivier precies door de stal liep. Het water spoelde zo alle troep weg uit de stal. Als beloning voor deze belangrijke daden kreeg Herakles een stuk grond in Olympia. Hij beloofde daar een tempel te bouwen voor Zeus. Daar omheen zouden de eerste Olympische Spelen gehouden worden. De problemen op de Peloponnesos waren nu allemaal opgelost.

Opnieuw kreeg Herakles 6 nieuwe opdrachten. De eerste opdracht was een gevaarlijke stier te vangen die op het eiland Kreta gevaarlijk was. Herakles wist het dier na enige tijd te vangen, maar bracht het niet naar koning Eurystheus. Hij liet het dier los op het vasteland in Attica (gebied waar Athene in ligt)

Verder naar het oosten, in Thracië, lag de volgende opdracht. Herakles moest daar de vuurspuwende onsterfelijke paarden van koning Diomedes stelen. Koning Diomedes was een strenge gevaarlijke koning, die soms zo wreed was, dat hij vreemdelingen liet opeten door deze paarden. Herakles wist opnieuw dit klusje te klaren. Hij versloeg koning Diomedes in een gevecht, en voerde de koning zelf aan zijn eigen paarden.

In het noorden van Hellas woonde een vrouwenvolk met als koningin Hippolyte. De vrouwen waren goed getrainde soldaten en vochten vooral tegen mannen. Herakles kreeg de opdracht om de gordel van koningin Hippolyte te stelen. Herakles dacht dat dat een makkie was, maar hij vergiste zich behoorlijk. Toch wist hij na een felle strijd van de koningin te winnen. Hij nam de gordel mee op de terugweg naar Eurystheus.

Eurystheus gaf hem opnieuw een opdracht. Dit keer mocht hij proberen de reus Geryoneus, en zijn herder en hond te doden. Herakles wist ze allen te doden met zijn giftige pijlen. Toen Herakles weer vrolijk terugkwam, werd Eurystheus een beetje moedeloos. Hij wilde het liefst dat die Herakles gedood zou worden, want deze man was gevaarlijk sterk. "Ga naar de onderwereld en neem daar Kerberos, de hond met 3 koppen, mee terug.", zei de koning tegen Herakles.

Herakles daalde af naar de onderwereld en na een moeilijke tocht bereikte hij de oever van de Styx. Als je over deze rivier kwam, was je in de onderwereld, het dodenrijk. De oude veerman van de onderwereld, Charon, mocht geen levende mensen vervoeren over de rivier, maar Charon was zo onder de indruk van Herakles, dat hij voor deze keer een uitzondering maakte. Dit kostte Charon wel een jaar gevangenisstraf. Herakles was nu in de onderwereld en kwam al snel Kerberos (de hond met 3 koppen) tegen. Hij zag meteen dat hij dit dier niet zou kunnen verslaan in een gevecht, dus verzon hij een truc. Uit zijn zak met eten haalde hij honingkoeken met papaverzaad erin en gaf die aan de reusachtige hond. Toen Kerberos de koeken op had, viel hij langzaam in slaap. Herakles kon toen gemakkelijk zijn poten vastbinden en sleepte hem zo mee.

Toen Eurystheus hoorde dat Herakles er aan kwam met die hond, beefde de koning van angst. Maar Herakles had de hond alleen maar meegenomen om te bewijzen dat hij de klus geklaard had. Daarna bracht hij de hond weer netjes terug naar de onderwereld.

Toen was Herakles toe aan zijn laatste opdracht. Hij moest uit de tuin van de Hesperiden 3 gouden appels stelen. Herakles moest de weg vragen aan de zeegod Nereus en kwam aan bij de tuin. Omdat Herakles niet wist hoe hij de appels moest stelen, had hij de hulp nodig van de god Atlas. Atlas wilde hem wel helpen, maar hij droeg al eeuwen de loodzware wereldbol (de planeet aarde) op zijn schouders. Hij beloofde Herakles de 3 gouden appels, maar dan moest Herakles even de zware aardbol dragen.

Herakles nam het dragen over van Atlas. Pas na een tijdje begon Herakles zich een beetje zorgen te maken... Zou Atlas nog wel terugkomen ? Maar even later kwam Atlas al aanlopen met de 3 gouden appels. Atlas lachte en vertelde aan Herakles dat hij hem gefopt had en dat hij nu eindelijk van die zware aardbol af was. Nu zou Herakles voor altijd dat zware ding moeten tillen ! Maar de godin Athene schoot Herakles weer te hulp. Ze gaf hem goede raad. Nu had Herakles ook een slim plan. Hij zei tegen Atlas : "Ik snap wel dat jij dat dragen beu bent, maar ik ben niet zo sterk als jij. Ik wil het best van je overnemen, maar dan heb ik wel een paar kussens nodig op mijn schouders. Als jij nog even de aardbol van me overneemt, dan pak ik een paar kussens voor mijn schouders."

Atlas trapte er in en nam de wereldbol weer over van Herakles. Herakles pakte de 3 gouden appels die op de grond lagen en groette hem nog hatelijk. Daarna verdween Herakles met de 3 gouden appels.

De 12 zware klussen van Herakles waren voorbij. Op weg naar huis kreeg hij nog een relatie met een mooie slavin. Deianeira, de vrouw van Herakles, hoorde dit al snel. Ze werd verschrikkelijk jaloers. Als hij thuis kwam, wilde ze hem verleiden. Daarom smeerde ze een prachtig kleed in met een middeltje. Ze dacht dat het een heerlijk middeltje was, maar ze wist niet dat het middeltje vermengd was met het gif van de 100-koppige slang. Toen Herakles thuis kwam, deed hij het kleed om zijn lichaam. Onmiddellijk kreeg hij overal enorme pijn. Zo stierf Herakles een vreselijke dood, maar zijn ziel mocht toch eeuwig leven bij de goden !

terug naar boven

 

odysseus

Odysseus werd gedwongen om deel te nemen aan de expeditie naar Troje. Odysseus wilde dit niet, want hij wilde bij zijn vrouw en zoontje blijven. Hij probeerde de andere te laten geloven dat hij krankzinnig was, door het pas ingezaaide land om te gaan ploegen. Maar men had hem door. Men gooide Telemachos, Odysseus' zoon, voor de ploeg en Odysseus stopte. Als hij krankzinnig zou zijn geweest zou hij niet gestopt zijn. Hij moest mee naar Troje.

Nadat de oorlog in Troje voorbij was, maakte hij voort naar Ithaka. Als doel van de reis had hij een samenvoeging met zijn vrouw en kind voor ogen. Met twaalf boten ging hij op reis naar Ithaka. Hij belandde bij de Ciconiërs op hun land Thracië. Deze figuren waren bondgenoten van de Trojanen. Het kwam dus tot een stevig gevecht waar vele makkers sneuvelden. Toen zij verder voeren zette er een grote storm op die hen ver uit de koers sloeg en zij kwamen aan bij het land der Lotofagen.

De Lotofagen waren een volk dat zich met bloemen voedde. De bloemen waarmee het volk der Lotofagen zich voedde had een verslavende werking op enkele bemanningsleden van de vloot. De plant die door hen genuttigd werd was de Lotusplant. Door deze te eten vergaten de bemanningsleden dat ze naar huis wilden, doch met veel moeite kreeg hij ze weer aan boord om de reis voort te zetten. Toen lichtten ze het anker en kwamen na enige dagen aan op een klein onbewoond eiland in de buurt van het land der Cyclopen, monsterreuzen met één oog midden in hun hoofd. Odysseus besloot op verkenning uit te gaan. Met één schip stak hij over en na aankomst verborg hij zijn vaartuig in een afgelegen baai. In de buurt van het strand zagen zij een ontzettend groot hol met reusachtige rotsblokken ervoor. Hier woonde Polyphemos, een zoon van Poseidon. Een twaalftal makkers koos Odysseus uit om op verkenning te gaan. De overige moesten het schip bewaken. Hij had een geitenleren zak gevuld met donkere wijn, zoet, die Maron, de zoon van Euantes, hem gegeven had. Zij traden de grot binnen en keken nieuwsgierig rond, toen de vreselijke eigenaar verscheen. Hij dreef zijn rammen en bokken de stallen in, sloot de opening van het hol met een enorme steen en nadat hij de schapen en geiten had gemolken stak hij een groot vuur aan om zijn avondeten te koken. Bij het licht van de vlammen werd hij hen spoedig gewaar, ofschoon zij in doodsangst getracht hadden zich in de uiterste hoeken van de grot te verbergen. Hij vroeg hen waar ze vandaan kwamen en wat ze kwamen doen. Odysseus maakte hem wijs dat de boot op de rotsen was geslagen en dat hij met alleen maar deze makkers de crash had overleefd. Hij smeekte de reus om hen enigszins gastvrij te behandelen. Als antwoord greep hij twee van Odysseus' makkers beet, sloeg ze tegen de rotswand met hun hoofd en bereidde hen op zijn vuur zodat het hem tot het avondmaal dienend was. Toen ging hij slapen. Met getrokken zwaard liep Odysseus naar hem toe, maar hij bedacht nog bijtijds dat het, als hij hem doodde, hen allemaal de kop zou kosten. Immers, zij zouden niet bij machte zijn het rotsblok te verwijderen dat de uitgang afsloot. Daarom had hij een ander plan. Zodra de cycloop de volgende morgen met zijn kudde de grot had verlaten en de ingang weer met de grote steen had afgesloten, en nog twee makkers als ontbijt had genuttigd, gingen zij over tot de uitvoering van het nieuwe plan. Een boomstam, die Polyphemos als knots gebruikte, maakten ze aan de ene kant spits en verborgen hem onder een hoop stro. Tegen de avond keerde de reus terug. Hij at wederom een stuk of twee van Odysseus' makkers. Toen gaf Odysseus hem wat van de wijn. Die bleek hem goed te smaken. Tot drie maal toe liet hij zijn beker vullen en vroeg hij Odysseus naar zijn naam om hem als gast te eren. Odysseus verkondigde: "Ik ben Niemand". "Welnu, mijn vriend Niemand, laat dan dit uw gastgeschenk zijn, dat ik u van allen het laatste opeet!" verkondigde de reus. Intussen miste de onvermengde wijn zijn uitwerking niet. De cycloop raakte al gauw in een diepe slaap. Nu was het gewenste ogenblik gekomen. Snel maakten Odysseus en consorten de spitse knots gloeiend in het vuur en staken hem toen in het oog van de cycloop. Met ontzettend gebrul sprong de cycloop op schreeuwde luid. Uit hun slaap gewekt kwamen de cyclopen uit naburige holen en riepen door de gesloten ingang naar binnen, wat hem toch mankeerde en wie hem kwaad had aangedaan. Polyphemos schreeuwde terug dat Niemand hem wilde vermoorden. Toen twijfelden de anderen aan zijn verstand en raadden hem aan een god om genezing te vragen. Razend van pijn tastte de reus almaar om zich heen, maar hij kreeg Odysseus en zijn makkers niet te pakken. Het moeilijkste echter moest nog komen, ze moesten trachten het hol uit te komen, en dit scheen moeilijker dan gedacht. Want de cycloop ging de volgende morgen nadat hij het rotsblok had weggehaald bij de ingang zitten en tastte alle beesten af die de wei in gingen, zodat Odysseus en zijn makkers niet konden ontkomen. Maar Odysseus koppelde telkens drie grote rammen aan elkaar en onder de middelste van elk drietal bond hij één makker. Daarna ging hijzelf hangen onder een zeer grote ram. Polyphemos betastte zorgvuldig de ruggen van al de schapen en merkte niets van Odysseus' list. Maar toen de grootste ram, waar Odysseus onder zat, naar buiten liep, hield hij het dier vast en zei: "Mijn beste ram, jij bent toch altijd vóóraan in de kudde, en nu kom je helemaal als laatste te voorschijn! Jij bent zeker bedroefd om je baas, die door de ellendige Niemand verblind is. Kon je me maar vertellen waar die man zich verschuilt, dan zou ik me wel weten te wreken." Zonder te vermoeden hoe dichtbij de gezochte was, liet hij toen ook dit beest verder lopen. Zo werden Odysseus & co. ongedeerd naar buiten gedragen en waren ze dus weer veilig.

Na enige tijd varen bereiken ze het eiland van Aiolos, door Zeus aangesteld tot regeerder der winden. Ze worden gastvrij onthaald en ze verblijven een volle maand in zijn paleis. Als Odysseus vertrekt, krijgt hij van Aiolos een gesloten leren zak waarin alle ongunstige winden gestopt zijn, zo blijft alleen een gunstige wind over. Na tien dagen doemen de velden van Ithaka op. Odysseus, die tot dat moment de schoten geen moment uit handen heeft gegeven, valt door vermoeidheid in slaap. Zijn achterdochtige makkers vermoeden dat de leren zak een buit verbergt, die Odysseus voor zichzelf wil houden, en maken hem open. Een storm barst los en blaast de vloot terug naar het eiland van Aiolos, waar zij niet meer welkom zijn. Aiolos had Odysseus immers van tevoren gewaarschuwd dat de zak onder geen enkele voorwaarde geopend mocht worden. Na verder te zijn gevaren belandden zij in het land van de Laistrygonen, een mensenetend reuzenvolk. Odysseus stuurt een groepje mannen op verkenning uit. Maar als zij niet terugkomen, gaat hij erachteraan. Hij ziet ze staan bij een meisje. Als de vader naar buiten komt en de mannen ziet pakt hij ze beet en eet ze op. Plots komen van over de heuvels vele Laistrygonen aan. Odysseus en zijn mannen vluchten terug naar de schepen. Alle schepen, behalve dat van Odysseus, worden door de Laistrygonen, die grote rotsblokken gooien verpletterd.

Odysseus bereikt daarna Aia, het eiland van de godin Circe. Odysseus stuurt een groep verkenners op pad. Deze worden door Circe veranderd in zwijnen. Odysseus krijgt argwaan als zijn makkers nog niet terug zijn gekomen. Hij beveelt zijn mannen om bij het schip te blijven en gaat zelf op zoek naar zijn mannen. Boven de heuvels ziet hij een zwarte rookpluim van een schoorsteen. Hij gaat erop af maar wordt onderweg tegengehouden door Hermes. Hermes geeft hem een wonderkruid waardoor Circe hem niet kan betoveren. Hij wordt door Circe verleid om wat te eten en te drinken. Circe schrikt als de betovering niet werkt en als Odysseus haar bedreigt verandert ze alle makkers terug in hun oude gedaante. Zij blijven nog een heel jaar op haar eiland. Odysseus wordt de minnaar van Circe. Dan halen de bemanningsleden Odysseus over verder te reizen. Circe laat hen gaan, nadat zij hun verteld heeft hoe ze moeten afdalen in de Hades om de schim van de blonde profeet Teiresias te raadplegen.

In de Hades voorspelt de profeet Teiresias Odysseus nog tal van rampen voordat hij zijn land zal bereiken. Hij voorziet de dood van de vrijers, maar daarna zal Odysseus nog verder zwerven en terechtkomen in een land waar de mensen de zee niet kennen en geen zout in hun eten doen. Odysseus ontmoet nog vele schimmen zoals die van zijn moeder, Achilles en Agamemnon, maar angstig vlucht hij uiteindelijk terug naar het rijk der levenden. Odysseus en zijn mannen gaan weer terug naar Aia, waar Circe hen gastvrij onthaalt. Zij waarschuwt Odysseus voor alle gevaren die hem nog te wachten staan. Goed voorbereid gaan ze de volgende dag op reis. Eerst worden ze geconfronteerd met de Sirenen, die met hun schone gezang voorbijvarende schepen met hun bemanning op de klippen proberen te lokken. Odysseus beveelt zijn mannen was in hun oren te stoppen en hem vast te binden aan de mast en hem onder geen enkele voorwaarde los te maken. Hij stopt zelf geen was in de oren, want hij wil het gezang van Sirenen horen. Ze komen heelhuids langs de Sirenen.

Dan moeten ze door de nauwe zeestraat tussen het eiland van de goddelijke Charybdis, die het water met alles erin opslorpt, en dan alles weer uitspuugt, en de hoge rots van het veelkoppige monster Scylla. Ze komen ongeschonden langs Charybdis. Helaas gaat het bij Scylla minder goed. Scylla verslindt zes bemanningsleden.

Vervolgens bereiken ze het eiland van de zonnegod Hyperion, waar vette runderen en schapen grazen. Een storm dwingt hen een maand op het eiland te verblijven. De voedselvoorraden raken uitgeput en ondanks de waarschuwing van Circe het vee niet te slachten, slachten de bemanningsleden als Odysseus slaapt een paar runderen. Zij doen zich zes dagen tegoed aan het vlees, waarna ze met rustig weer verder varen. Maar in volle zee versplintert een plotselinge onweersbui het schip. Alle bemanningsleden verdrinken, alleen Odysseus kan zich aan wat brokstukken vastklampen en spoelt na negen dagen aan op het eiland van de nimf Calypso, die hem liefdevol opneemt. Na zeven jaar krijgt Calypso de opdracht van de goden om Odysseus te laten gaan. Ze verschaft hem materiaal om een vlot te bouwen en geeft hem proviand mee. Na achttien dagen krijgt hij de bergen van Scheria in zicht, maar hij wordt opgemerkt door Poseidon, die met een geweldige tyfoon het vlot versplintert. Twee dagen lang dobbert Odysseus op een plank in het water, voordat hij vaste wal onder de voeten krijgt. Onder een bosje valt hij in een diepe slaap. Pallas Athene verschijnt in een droom aan de schone Nausikaä, de dochter van Alkinoös, koning der Phaiaken. Pallas Athene raadt haar aan de volgende morgen de kleren van haar en van haar broer bij de rivier te wassen. 's Ochtends gaat Nausikaä met haar dienaressen naar de rivier, waar ze, door hun gillen, Odysseus wekken. Odysseus komt met een tak voor de edele delen uit de struiken tevoorschijn en vertelt Nausikaä zijn verhaal over de tocht met het vlot. Nausikaä biedt hem aan om hem door haar dienaressen te laten wassen, maar Odysseus wil niet door zo'n jonge meisjes gewassen worden, hij wast zich liever zelf. Nausikaä nodigt hem uit in het paleis van haar vader. Maar zij vreest kwade tongen en vraagt Odysseus niet tegelijk met haar door de stad te wandelen. Hij moet wachten buiten de stad bij een aan Pallas Athene gewijde bron. Odysseus volgt haar aanwijzingen op en bidt bij de bron tot Athene. Als Nausikaä in haar kamer is, gaat Odysseus op weg. Pallas Athene, vermomd als een jong meisje, leidt hem door de stad. Hij betreedt het paleis en wordt toegelaten tot koning Alkinoös. Hij wordt gastvrij onthaald en vertelt van zevenjarige 'gevangenschap' bij de godin Calypso op het eiland Ogygia en zijn tocht met het vlot. Tevens smeekt hij terug te mogen keren naar zijn vaderland, maar Odysseus maakt zich niet bekend. Alkinoös biedt hem een huis en zelfs zijn dochter aan, maar als Odysseus wil, zal hij hem helpen zijn vaderland te bereiken. De volgende dag stelt Alkinoös tijdens een vergadering met de leiders van de Phaiaken voor een schip en bemanning uit te rusten die Odysseus naar huis kunnen brengen. Als de voorbereidingen voor de tocht gereed zijn, wordt er een feest gehouden. De blinde zanger Demodokos zingt een lied over de twist tussen de Griekse helden Odysseus en Achilles. Odysseus kan zijn tranen niet bedwingen, wat opgemerkt wordt door de andere feestvierders. Na atletiekwedstrijden en meer zang en dans wordt Odysseus overladen met geschenken. 's Avonds zingt Demodokos wederom, ditmaal over het grote houten paard voor de muren van Troje. En weer laat Odysseus tranen vloeien. Nu dringt Alkinoös er bij Odysseus op aan zich bekend te maken en zijn land, volk en stad te noemen. Eindelijk maakt Odysseus zich bekent. Hij vertelt de Phaiaken tevens van zijn vele omzwerving.

De volgende avond vaart het schip van de Phaiaken met Odysseus uit. De held valt in een diepe slaap en in één mystieke nacht bereiken ze Ithaka. Ze landen bij de Phorkysbaai, waar de grot der nimfen is. De bemanning zet de slapende Odysseus en zijn geschenken aan wal en vaart weg. Odysseus wordt wakker, maar herkent door de ochtendnevel zijn land niet. Hij denkt dat de Phaiaken hem bedrogen hebben. Pallas Athene verschijnt aan hem in de gedaante van een schaapherder en vertelt hem dat dit rotsachtige land Ithaka heet. De wantrouwige Odysseus is nog niet overtuigd en verzint een verhaal over zijn tocht naar Ithaka. Pallas Athene maakt zich bekent, laat de nevel verdwijnen en toont Odysseus zijn land. Odysseus is nu overtuigd en samen verbergen ze de geschenken in de grot der nimfen. Pallas Athene belooft Odysseus bijstand en beveelt hem eerst naar de varkenshoeder Eumaios te gaan en de thuiskomst van Telemachos af te wachten. Zij verandert Odysseus in een oude bedelaar en gaat naar Sparta om Telemachos terug te roepen. Odysseus begeeft zich naar de boerderij van Eumaios, die op een grote hoogte gebouwd is. Op deze hoogte heeft men een weids uitzicht. Eumaios nodigt de bedelaar binnen en beklaagt zich over de vrijers die de bezittingen van zijn meester opeten. Hij vertelt dat die bezittingen enorm zijn. Eumaios vraagt de bedelaar wie hij is en hoe hij op Ithaka is beland. Odysseus wil zijn ware identiteit nog niet prijsgeven en vertelt een verzonnen verhaal over zijn tocht naar Ithaka. De bedelaar zegt dat Odysseus spoedig terug zal keren en is bereid daarover een weddenschap af te sluiten met de ongelovige varkenshoeder. Eumaios wil hier niets van weten. In Sparta vertelt Pallas Athene Telemachos in zijn slaap dat de situatie op Ithaka zo ernstig is dat hij terug moet keren. Tegelijkertijd waarschuwt zij hem voor de hinderlaag van de vrijers en raadt hem aan met een wijde boog om de eilanden heen te varen. Bij het krieken van de dag spoedt Telemachos zich met paard en wagen terug naar Pylos, waar hij onmiddellijk scheep gaat. Zijn tocht voert langs de kust tot voorbij Elis, waar hij de koers verlegt. Dankzij een gunstige wind bereikt hij de volgende morgen zijn bestemming. Het schip ankert voor de kust. Telemachos geeft zijn mannen opdracht naar de stad te roeien, en gaat zelf over land naar de varkenshoeder Eumaios. Eenmaal bij de varkenshoeder aangekomen, herkent Telemachos zijn vader niet. Als Eumaios naar de stad is gezonden om Penelope te laten weten dat haar zoon veilig is teruggekeerd, geeft Pallas Athene Odysseus weer zijn jeugdige kracht en uitstraling terug. Odysseus vertelt zijn zoon wie hij werkelijk is. Telemachos vraagt wie hem op Ithaka hebben afgezet. Vervolgens schetst Telemachos een beeld van de situatie in het paleis en geeft een overzicht van het aantal vrijers. Samen bespreken ze de tactiek waarmee ze de vrijers zullen overweldigen. Inmiddels is het schip van Telemachos de haven van Ithaka binnen gevaren; een boodschapper stelt Penelope op de hoogte van Telemachos' thuiskomst. Als de vrijers hiervan horen, zijn ze verbijsterd. Zij besluiten hun makkers, die de hinderlaag gelegd hebben, te waarschuwen. Terwijl zij nog aan het overleggen zijn, vaart het schip van hun makkers reeds de haven binnen. Antinoös doet verslag van hun belevenissen. De vrijers besluiten het oordeel van de goden af te wachten alvorens verdere maatregelen te nemen en gaat het paleis weer in om verder te feesten. Tegen de avond keert Eumaios terug in de boerenhoeve. Als Telemachos hem vraagt naar de situatie in de stad en het paleis, antwoordt hij dat hij geen zin had naar de stad af te dalen, maar wel een schip met wapens de haven zag binnenlopen. De volgende ochtend gaat Telemachos naar de stad om zijn moeder van zijn tocht te vertellen en haar mee te delen dat Odysseus reeds in zijn geboorteland is. Later op de dag spoeden Odysseus, door Pallas Athene inmiddels weer als bedelaar vermomd, en de varkenshoeder zich via het rotspad naar het paleis.In het paleis herkent niemand Odysseus, behalve zijn oude jachthond, Argos, die vervolgens sterft. Odysseus raakt in een vuistgevecht met de bedelaar Iros, die hem als een concurrent beschouwt. Odysseus verslaat hem eenvoudig, en de vrijers zijn verbaasd over de nieuweling. Penelope begeeft zich onder de vrijers en zegt hen alleen als serieuze huwelijkskandidaten te beschouwen als ze haar geschenken brengen. De vrijers overladen haar met giften. Als de avond valt barst het feestgedruis weer los. Als de vrijers verzadigd zijn, verlaten ze het paleis om te gaan slapen. Odysseus blijft alleen achter. Penelope komt hem opzoeken en vertelt hem over haar ervaringen. Odysseus probeert haar te overtuigen dat hij haar echtgenoot gezien heeft en voorspelt zijn spoedige terugkeer. Penelope gelooft hem niet, maar staat hem toe in het paleis te overnachten. Hij wordt gewassen door Eurykleia, zijn min. Zij herkent hem aan zijn litteken op zijn been. Penelope zegt dat zij de volgende dag een wedstrijd organiseert met de boog van Odysseus. Degene die wint, mag met haar trouwen. De volgende morgen wordt voor het feest een aanzienlijke hoeveelheid vee aangevoerd. Als het festijn een aanvang neemt, mag Odysseus bij Telemachos aanzitten, ondanks de woede van de vrijers over de aanwezigheid van de bedelaar. Odysseus wordt beledigd en de spanning in het paleis neemt duidelijk toe.Penelope brengt de boog van Odysseus naar de grote paleiszaal en nodigt de vrijers uit tot de wedstrijd. Eerst probeert Telemachos de boog te spannen, daarna de vrijers, maar geen van allen slaagt. Odysseus maakt zich intussen bekend aan Eumaios en de geitenhoeder Philoitios en betrekt hen in het complot. Hij keert vervolgens terug naar de paleiszaal en deelt mee ook een poging te willen ondernemen. Telemachos zegt zijn moeder dat hij het recht heeft te bepalen wie de boog mag hanteren. Zij stemt toe dat en Odysseus grijpt de boog en tot ontsteltenis van de vrijers spant hij de boog en schiet de pijlen door alle neergezette bijlen heen. Telemachos stelt zich naast zijn vader op, gereed voor de strijd. Na Antinoös een pijl door de keel te hebben geschoten, maakt Odysseus zich aan de vrijers bekend. Het gevecht ontbrandt en al snel zijn de belangrijkste vrijers gedood. In een hevige strijd volgen de anderen. Niemand wordt gespaard, ook de ontrouwe dienaressen niet, die bijeengedreven worden in een ruimte en allen worden opgehangen. Als de vijanden gedood zijn, laat Odysseus zijn paleis van alle smetten ontdoen. In de stad weet nog niemand van de slachtpartij af. Penelope krijgt van haar oude dienares te horen dat Odysseus teruggekeerd is en alle vrijers gedood heeft. Zij gelooft haar niet. Het kost ook Odysseus moeite haar te overtuigen. Maar uiteindelijk door zijn 'herkenning' van het oude echtelijk bed gelooft ze hem, dit geheim wist alleen Odysseus en Penelope.De beide echtelieden zijn weer herenigd. Odysseus vertelt Penelope van zijn avonturen en ook van de voorspelling van de schim van de ziener Teiresias. De volgende ochtend gebiedt Odysseus zijn vrouw zich op haar kamer schuil te houden, want het gerucht van de slachting zal zich weldra over de stad verspreiden. Hijzelf trekt zich samen met Telemachos en de beide herders terug op de boerderij van zijn vader Laërtes. Odysseus treft zijn vader werkend op zijn land aan. Eerst verhult hij zijn ware identiteit. Dan vertelt hij wie hij werkelijk is. Laërtes vertelt dat hij bang is dat de mannen van Ithaka hulp zullen halen in de Kephalenische steden. De ontreddering in de stad is groot: ontreddering over de slachting onder de vrijers, maar ook over de zekerheid dat Odysseus de enige overlevende is van de Ithakiërs die ten strijde trokken tegen Troje. De bevolking verzamelt zich op de vergaderplaats. Eupeithes, vader van Antinoös, roept allen op om de doden te wreken. De helft van de aanwezigen gaat met hem mee naar het landgoed van Laërtes. Als beide partijen oog in oog met elkaar staan, doodt Laërtes Eupeithes met een speer. Maar voordat er verder wordt gevochten maakt Zeus een einde aan de strijd. Het laatste slachtoffer is gevallen en de vrede keert terug.

terug naar boven

 

Europa
Herakles
Odysseus

NEXT >>>