E-liner


INDIAANSE FABELS

Dit zijn een aantal indiaanse fabels, sommigen hebben echt een moraal en sommige zijn ontzettend wazig, maar ik vind het erg leuk om te lezen en das ook de reden waarom ik deze vehalen verzamel, vertaal en op mijn website heb staan. Ook heb ik nog verhalen over de griekse mythologie, nog wat over t boedisme. Nou ja je ziet het vanzelf in mijn index verschijnen. Als je nog wat aanvullende verhalen hebt zou ik t graag willen weten, ook van andere culturen (egyptisch, mongools, afrikaans, chinees noem het op t maakt niet uit.) Iedere fabel, mythe, sage of legende is leuk en interesant. E-mail mij (klik op de draak of chinese teken om met te mailen) Veel plezier en ik hoop dat je t net zo leuk vind om te lezen als ik!.



De buffel en de veldmuis

Op een dag wanneer de veldmuis wilde bonen voor de winter aan t verzamelen was. Kwam zijn buurman de buffel om daar te grazen. Wat de kleine muis niet leuk vond omdat hij wist dat de buffel al het hoge gras zou opeten. Waardoor er geen schuilplaats voor hemzelf zou zijn en hij nam zich voor dat hij zou vechten als man.

"Hallo vriend de buffel! Ik daag je uit voor een gevecht!" zei hij met een piepend bijna zielig stemmetje.

De buffel gaf hem geen aandacht aangezien hij dacht dat dit een grap moest zijn. De kleine muis herhaalde zijn uitdaging geiriteerd en nog steeds ging zijn vijand door met grazen. De muis lachte met verachting om de trotsering van de buffelo, toen keek de buffel hem eindelijk aan en zei zorgeloos:

"Je had beter niks kunnen zeggen jij kleine anders kom ik naar je toe en zal ik over je heen lopen en er zal niks meer van je over zijn"

"Je kan het proberen." andwoorde de muis

"Ik zeg je om stil te zijn." herhaalde de buffel die aardig geiriteerd begon te raken "Als je nog 1 keer tegen mij spreekt zal ik zeker over je heen lopen en een eind aan je leventje maken"

"Ik daag je uit om dat te proberen." zei de muis

Opeens rende de buffel hard naar hem toe, hij stampte met zijn poten over het grass en haalde de grond open met zijn voorpoten. Toen de buffel weer een beetje gekalmeerd was keek hij om zich heen maar hij zag de muis nergens.

"Ik zei toch dat ik over je heen zou lopen en dat er niks van je over zou blijven" mopperde hij

Plotseling begon er iets te kriebelen in zijn rechter oor. Hij schudde zijn hoofd zo hard als hij kon en draaide zijn oren van voor naar achter, maar het knagende gevoel bleef aanhouden en werd steeds pijnlijker tot hij verwilderd van de pijn was. Hij probeerde met zijn hoeven de pijn te stoppen en hij rende als een bezetende rondjes door het veld en toen steeds rechtdoor Toen hij eindelijk stopte met rennen sprong de muis uit zijn oor.

"Wil je nu eindelijk geloven dat ik sterker dan jou ben?" zei de kleine muis

"Nee!" schreeuwde de buffel en hij rende opnieuw op de muis af met de bedoeling hem te vertrappelen, maar de kleine muis was alweer verdwenen en binnen een minuten kon de buffel hem alweer voelen in zijn andere oor en nog een keer kwam de scherpe pijn terug zodat de buffel weer gek van de pijn hard door de vallei rende tot hij neerviel. Hij lag doodsstil en de muis kwam uit zijn oor.

"Zie je wel!" schreeuwde hij "Ik heb de grootste van alle dieren gedood dit zal iedereen laten zien dat ik de beste en de sterkste ben."

In een ander deel van de vallei liep rode vos erg hongerig opzoek naar een lekkere muis voor t ontbijt toen hij er een zag sprong hij boven op hem maar de kleine muis ontkwam net optijd erg teleurgesteld liep hij verder

Opeens hoorde hij in de verte een stem zeggen : "Ik ben de beste ik ben de beste." en toen hij het weer hoorde rende hij richting de stem. Hij was vlakbij toen hij stopte om te horen waar het vandaan kwam. Hij wou eerst weglopen omdat hij niks meer hoorde, maar opeens hoorde hij het weer "Ik ben de beste." Meteen rende de vos snel door richting de stem. Hij kwam bij een grote dode buffel en een kleine muis stond op het lichaam.

De muis zag de vos en beval dat de vos het lichaam schoon te maken en als beloning zou hij een stuk vlees krijgen.

"Ow dank je mijn goede vriend, ik voel me vereerd om dit voor jou te doen" andwoorde de vos.

De vos maakte de buffel schoon terwijl de muis 1 meter bij hem vandaan zat toe te kijken en bevelen uit te delen. "Je moet de buffel in kleine stukjes maken" zei hij tegen de vos. Toen de vos klaar was met zijn werk gaf de muis hem een stuk lever hij vrat het in 1 hap op.

"Alsjeblieft mag ik nog een stuk?" smeekte de vos

"Waarom zou ik jou een groter stuk geven? wat ben jij inhalig je mag de restjes hebben" zei hij hooghartig. De vos droop af terwijl hij heel hongerig was, maar hij bleef op een afstand liggen.

"Alsjebliefd mag ik een stukje?" smeekte hij nogmaals "Ik heb 6 kleine jonkies thuis en er is niks voor hen te eten" "Je mag de poten van de buffel hebben" zei de muis "Dat moet meer dan genoeg zijn"

"Dank je dank je" juichte de vos "Maar muis, ik heb ook een lief vrouwtje thuis en we hebben weinig geluk gehad met de jacht. we gaan bijna dood van honger, zou je me nog meer kunnen geven?"

"Waarom?" vroeg de muis "Ik heb je al meer gegeven dan de afspraak was, maar goed je mag het hoofd ook meenemen" Toen sprong de vos bovenop de muis, die 1 schrille krijs gaf waarna hij stierf. De vos liep weg en sleepte de buffel achter zich aan en zei "Iedereen die trots en egoistisch is, zal alles verliezen aan t eind"



Hoe de pairie wolf vuur stal

Lang lang geleden toen de mens nog net op de aarde was, waren er dagen dat hij de gelukkigste schepsel op aarde was, dat waren de dagen dat de lente door de bladeren van de bomen ging of wanneer hij blauwe bessen ging plukken, samen met zijn kinderen in de zon of wanneer de goudbruine kleuren van de herfst weer te voorschijn kwamen.

Maar altijd werden de herfst dagen kouder en de zon zijn uren minder lang. Dan zag de man de winter dichterbij komen en werd hij bang en ongelukkig. Hij was bezorgt om zijn kinderen en om de grootmoeders en grootvaders die in hun hoofden alle verhalen over hun stam bewaarden, want velen van hen jong en oud overleefden een winter niet.

De pairiewolf had net als de mensen geen vuur nodig, Dus hij bezorgde het zichzelf ook nooit. Tot op een dag toen hij langs een klein mensen dorp kwam. Er waren vrouwen aan het huilen waren om de kleine babies en de oude mensen die de winter niet hadden overleeft. Hun huilende stemmen vlogen over de vlaktes langs een buffelschedel en prikkelde de nek haren van de pairiewolf.

"Voel hoe warm de zon nu aanvoeld op onze ruggen" zei een van de mannen "Moet je voelen hoe warm ze de aarde maakt zodat stenen te heet zijn om aangeraakt te worden als we nou een klein stuk van deze warmte in de winter konden hebben dat zou zoveel schelen"

de pairiewolf die dit hoorde, vond het zielig voor de mensen. Hij vond dat hij iets moest doen om hun te helpen en hij wist dat verweg op de bergtop 3 vuurwezens leefden
Deze wezens hielden alle vuur voor hunzelf ze beschermde het erg goed, omdat ze bang waren dat iemand het zou stelen en net zo sterk als hen zou worden. De pairiewolf wist dat een klein beetje van hun vuur veel goeds voor de mensen zou doen. Dus ging de pairiewolf naar de bergen van de vuurwezens en kroop naar de top, om te zien hoe de wezens hun vuur bewaakte Toen hij dichtbij kwam zag hij de vuurwezens lopen om hun kamp, terwijl ze met grote ogen om zich heen speurden naar enig gevaar. Hun ogen glinsterden als bloedstenen en hun handen waren als enorme klauwen.

"Wat is dat? wat hoor ik?" sliste een van de wezens.

"Een dief hurkend in de bosjes" zei de ander op een iritant hoge toon.

De derde keek beter en zag de pairiewolf, maar de pairiewolf was op vier poten naar de topgeklomen ,zodat ze zouden denken dat hij een gewone pairiewolf was die door de bosjes sloop.

"Het is niks het is niemand" krijste ze en de andere twee keken waar zIJ naar wees en zagen alleen een grijze pairiewolf en dus gingen ze weer rustig zitten rond hun vuur en schonken de pairiewolf geen aandacht meer De pairiewolf keek de hele dag en nacht naar de vuurwezens terwijl zij hun vuur bewaakte. hij zag dat ze het voerde met droge taken en bladeren. hij zag dat soms als een beetje van het vuur ontsnapte en aan het droge gras begon te knabbelen ze het gezamelijk uittrapten. hij zag ook hoe ze om de beurt wacht hielden bij het vuur als het nacht geworden was

De pairiewolf zag dat de wezens altijd vreselijk waakzaam waren, behalve op 1 moment van de dag. Dat was in het begin van de morgen, als de ochtend dauw nog aan het neervallen was op de bergen. Dan ging 1 van hen snel en schreeuwend de tent binnen zeggende: "Zusje zusje kom er uit je moet de wacht houden" Maar t volgende wezen was langzaam met opstaan, had nooit zoveel zin, haar hoofd tolde nog van alle vreemde dromen en gedachten die haar in de nacht bezig gehouden haddenen ze was nog zo moe

De pairiewolf die dit allemaal zag, ging naar beneden en sprak een aantal van zijn vrienden tussen de dieren. Hij vertelde hen over de kale man die bang was voor de winter vanwege zijn kou en dood die de winter veroorzaakte en hij vertelde hen over de vuurwezens die al het vuur voor zich zelf hielden. Zijn vrienden hoorden het aan en gaven hem gelijk in het feit dat de kale man wat van het vuur zou moeten hebben en ze besloten hem te helpen bij zijn onderneming.

Toen renden de pairiewolf de berg weer op en weer dachten de vuurwezens een dief te horen, er schreeuwde er 1 "Wat is dat een dief een dief" Maar weer keken de anderen beter en zagen de grijze pairiewolf jagen in door de bosjes en dus schonken ze hem geen aandacht meer en gingen weer rustig om t vuur zitten

De pairiewolf wachtte de hele dag en keek toe toen de nacht kwam en twee van de wezens gingen slapen in de tent en hij keek toe toen ze van wacht wisselden de hele nacht door. Tot in de ochtendgloren toen t wezen dat in de wacht was geweest de tent van zijn zusje weer inging en schreeuwde dat zij wakker moest worden. Het zusje zei "ja ja ik kom zo" terwijl zij langzaam haar bed uitkroop en met moeite haar ogen openkreeg. Maar voordat zij haar tent uit kon komen, rende de pairiewolf uit zijn schuilplaats in de bosjes richting het vuur en pakte een gloeiende tak op en rende ermee de berg af. Gillend en schreeuwend rende de vuurwezens de wolf achterna . en ook al rende hij nog zo snel de vuurwezens haalde hem in en 1 van hen stak haar hand uit,waardoor ze met haar vingertop net het topje van zijn staart kon raken, maar deze aanraking was genoeg om zijn staart wit te doen kleuren en het puntje van zijn staart zou altijd wit blijven. De pairiewolf schreeuwde en gooide daardoor het vuur perongeluk weg, voor hem uit Maar zijn vrienden hadden zich verzameld aan de bergvoet voor het geval ze nodig waren en de eekhoorn zag het vuur vallen, ving het op zette het vuur op haar rug, rende weg en vloog de boom top in, maar t vuur schroeide haar vacht zo pijnlijk dat haar staart omhoog en terug krulde zoals ze nu nog doen. De vuurwezen achtervolgden de eekhoorn nu dus gooide de eekhoorn het vuur naar een andere soort eekhoorn, door angst bleef deze doodstil staan totdat de vuurwezens vlak voor haar waren en toen ze eindelijk begon te rennen stak 1 van de wezens zijn enorme klauw uit waardoor ze twee strepen naast elkaar kreeg zoals deze nog steeds hebben. Ze gooide het vuur naar de kikker en de vuurwezens kwamen achter hem aan en terwijl de kikker wou springen pakte 1 van de wezens zijn staart vast, maar de kikker kreeg zichzelf los, terwijl hij zijn staart achterliet in de klauw van het wezen. Dat is waarom kikkers nu geen staart meer hebben. Toen de wezens hem weer achterna kwamen ,gooide de kikker het vuur naar het bos en het bos verteerde het.

De vuurwezens liepen om het bos, maar wisten niet hoe ze het vuur eruit konden krijgen. Ze beloofden het vuur kadootjes ,zongen en schreeuwden naar haar. Ze ruzieden en sloegen het en staken het met hun messen, maar het bos gaf het vuur niet terug. Uiteindelijk gaven de wezens het maar op en keerden terug naar de top van de berg

maar de pairiewolf wist wel hoe hij het vuur uit het bos moest krijgen Hij rende naar het dorp van de mensen en liet hen het vuur zien, hij liet hen zien hoe je met twee droge stokken tegen elkaar te wrijven meer kon krijgen en de truc van een draaiende stok met een scherpe punt in een ander stuk hout met een kluiltje erin gemaakt. Vanaf die tijd was de mens warm en veilig tijdens de dodelijke koude winter



Hoe de vlieg de rivier redde

Lang lang geleden toen de wereld nog nieuw was, was er een ontzettend mooie rivier, vol met vis en zijn water was zo helder en puur dat alle dieren daar kwamen drinken. Een gigantische eland hoorde ook over de rivier en kwam daar om te drinken, maar hij was zo groot en hij dronk zo veel dat het water steeds meer begon te zakken. De bevers werden een beetje bezorgt, want het water om hun dammen was bijna verdwenen, t zou niet lang meer duren voor het hun huizen kapot zou maken. De bisamratten werden ook bezorgt, wat moesten ze doen als het water weg was, waar zouden ze moeten leven? De vissen waren ook bezorgt, want wat moesten ze doen als het water op zou drogen? De andere dieren konden naar t land maar zij konden dat niet. Alle dieren probeerde een manier te bedenkten om de gigantische eland weg te jagen, maar hij was zo enorm dat ze geen van allen durfden. Zelfs de grote beer durfde er niks van te zeggen.

Toen zei de vlieg opeens dat hij hem wel zou proberen weg te jagen. Alle dieren lachte hem keihard uit hoe kon zo'n kleine vlieg nou zo'n grote eland weg jagen. De vlieg zei niks, maar diezelfde dag, toen de eland in zicht kwam, ging de vlieg over in actie. Hij lande op de voorpoot van de eland en beet zo hard hij kon in de poot. De eland stampte om de vlieg kwijt te raken, maar de vlieg beet nog is en elke keer stampte hij zo hard dat de grond 35 cm zakte. De vlieg beet en beet nu overal waar hij maar kon en de eland deed alles om hem kwijt te rake, maar het lukte hem niet Uiteindelijk rende de eeland uit ellende zo ver mogelijk weg, ver weg van de rivier en kwam nooit meer terug.

De vlieg was erg trots op wat hij bereikt had en zei tegen de andere dieren : "Zelfs een kleine kan de grote bevechten als hij zijn hersenen gebruikt om te denken."



Vrije vertaling van "Tlingit myths" recorderd by John R.Swanton, Bulletin no 39 blz 3 e.v. uit 1905.

Het ontstaan van het licht

In het begin, voordat er iets op Aarde was, voor de grote vloed uit de zee het land overstroomde en zich weer terugtrok, voor er dieren over de Aarde liepen en bomen het land groen kleurden, voor de vogels tussen de bomen vlogen, ja zelfs voor er vissen, walvissen of zeehonden in de zee zwommen, leefde er een oude man in een huis op de oever van een rivier met zijn enig kind, een dochter. Of zij zo mooi was als dennentakken tegen een lentelucht bij zonsopgang of zo lelijk als een naakte zeeslak is eigenlijk voor dit verhaal niet zo van belang, omdat het verhaal zich voornamelijk in het donker afspeelt.

In die tijd was het in de hele wereld donker; pikdonker, zo inktzwart dat je geen hand voor ogen kon zien en het was donkerder dan duizend winterstormen in het midden van de nacht, donkerder dan er ooit iets was of is geweest sinds die tijd. De oorzaak dat het zo donker was heeft te maken met de oude man in het huis bij de rivier, die een kist had waarin een kist zat, waarin een kist zat, waarin een oneindig aantal kisten zaten ieder een klein beetje kleiner dan de volgende tot uiteindelijk er een kistje was, zo klein, dat het alle licht van het universum kon bevatten.

De Raaf, die natuurlijk al bestond in die tijd, omdat hij altijd al heeft bestaan en altijd zal bestaan, was een beetje ongelukkig met situatie omdat het leidde tot een afschuwelijk en onbeholpen gestuntel, een pijnlijk botsen met objecten op zijn weg. Het vertraagde hem erg in zijn zoektochten naar voedsel en andere vleselijke pleziertjes en in zijn constante poging zich overal mee te bemoeien en dingen te willen veranderen. Uiteindelijk leidde zijn onbeholpen gestuntel hem tot dicht bij de plaats van het huis, van de oude man aan de oever van de rivier. In het begin hoorde hij een zangerige stem zachtjes mompelen. Toen hij het stemgeluid volgde, kwam hij al snel bij de muur van het huis waar hij met zijn oor tegen de planken nog net de woorden kon verstaan: "Ik heb een kist en in die kist zit een andere kist en in die kist zitten heel veel kisten en in de allerkleinste kist, zit al het licht van het universum en het is alleen van mij en ik geef het nooit van mijn leven weg, zelfs niet aan mijn dochter want wie weet, misschien is ze wel zo lelijk als een naakte zeeslak en noch zij, noch ik willen, dat óóit weten!

Het duurde maar een ogenblik voordat de Raaf besloot om het licht te stelen, maar het duurde veel langer voordat hij een manier kon bedenken om het te krijgen. Allereerst moet hij een deur vinden in het huis. Maar hoe vaak hij ook om het huis heen stuntelde of hoe vaak hij alle planken aftastte, het bleef een vlakke ononderbroken wand. Soms hoorde hij de oude man of zijn dochter het huis verlaten, om water te halen of voor een andere reden, maar ze kwamen altijd aan de andere kant in het huis terug en wanner hij naar die kant rende, bleef de houten muur gesloten als altijd. Tenslotte ging de Raaf, ten einde raad, stroomopwaarts aan de rivieroever zitten en dacht en dacht en dacht, hoe hij het huis toch moest binnen komen. Terwijl hij daar zo zat, begon hij steeds meer te denken aan het jonge meisje die in het huis leefde en met het denken aan haar, welde er meer bij de Raaf op dan alleen zijn verbeelding.

"Het is waarschijnlijk dat ze zo lelijk is als een naakte zeeslak", zei hij tot zichzelf, "maar van de andere kant kan ze ook zo mooi zijn als dennentakken tegen een lentelucht bij zonsopgang, als er maar genoeg licht was om er een te maken." en in deze nutteloze speculatie vond hij de oplossing van zijn probleem. Hij wachtte tot de jonge vrouw, wier voetstappen hij had leren onderscheiden van die van haar vader, naar de rivier kwam om water te halen. Dan veranderde hij zichzelf in een enkele dennennaald, liet zich in het water vallen en dreef stroomafwaarts om juist op tijd gevangen te worden in de mand die het meisje in het water dompelde. Zelfs in zijn erg veranderde vorm, was de Raaf in staat tot een heel klein beetje magie, genoeg om het meisje zo dorstig te maken dat ze een grote slok water uit de mand nam en daarbij de dennennaald inslikte.

De Raaf gleed naar beneden diep in haar warme ingewanden en vond een zachte comfortabele plaats waar hij zich opnieuw veranderde, deze keer in de vorm van een heel klein mensje en ging slapen voor een lange tijd. En terwijl hij sliep groeide hij en groeide hij en groeide hij. Het jonge meisje had geen idee wat haar overkwam en natuurlijk vertelde ze niets aan haar vader die niet iets bijzonders ontdekte omdat het zo donker was, totdat hij plotseling het nieuwe lid van de familie gewaar werd toen de Raaf eindelijk triomfantelijk tevoorschijn kwam in de vorm van een baby. Hij was, of zou zijn, als iemand hem had kunnen zien, een vreemd uitziend jongetje, met een lange vooruitstekende neus en een paar zwarte veren hier en daar. Bovendien had hij de glinsterende ogen van de Raaf, die zijn gezicht een levendige en nieuwsgierige uitdrukking gaf, als er iemand was geweest die deze eigenschappen had kunnen zien. En hij was luidruchtig! Hij had een stem met een geluid van een verwend jongentje en een kwade Raaf. Toch kon hij soms geluidjes maken zo zacht als de wind door de dennentakken, met de echo van dat betoverende geluid, als een organische bel, die zo kenmerkend is voor de spraak van iedere Raaf.

Met de tijd begon de liefde van zijn opa te groeien voor dat vreemde nieuwe lid van zijn huishouding en bracht hij veel tijd door met spelen, speelgoed maken en spelletjes voor hem te verzinnen. Na een tijd toen de Raaf meer en meer de liefde en vertrouwen van de oude man voor zich wist te winnen, ging de Raaf doelbewust op zoek in het huis om uit te vinden waar het licht was verborgen. Na veel verkenningstochten door het huis was hij er van overtuigd geraakt dat het licht zat verborgen in de grote kist die stond in een hoek van het huis. Op een dag lichtte hij voorzichtig het deksel van de kist op, maar kon natuurlijk niets zien en kon alleen voelen dat er nog een andere kist in zat. Zijn grootvader echter hoorde dat hij aan zijn kostbaarste bezit kwam en dreigde de jonge dief met gruwelijke straffen als het ravenkind ooit de kist nog zou aanraken. Dit veroorzaakte een groots opgezette actie van luide protesten gevolgd door liefderijke smeekbeden waarin de Raaf nooit het licht noemde maar slechts smeekte om de kist in de kist. Die kist, zei het ravenkind, was het enige in de héééle wereld dat hem volkomen gelukkig kon maken.

Als zoveel, zo niet alle grootvaders doen sinds het begin, begon de oude man te bezwijken en gaf zijn kleinkind de buitenste kist. Dit stelde de jongen slechts een korte tijd tevreden, dus zoals al zoveel, zo niet alle kleinkinderen doen sinds het begin, begon de Raaf te smeken voor de volgende kist. Het duurde vele dagen voordat met gevlei, zorgvuldig uitgebalanceerde en goed geplande woede aanvallen, één voor één de kisten werden verwijderd. Toen er slechts een paar kisten over waren begon een vreemde straling, nooit eerder waargenomen, de inktzwarte duisternis van het huis te verbreken en die vage vormen en schaduwen onthulde, nog te zwak om een duidelijke vorm te kunnen zien. Het ravenkind begon te smeken, met zijn meest meelijwekkende stem om voor slechts één moment dat vreemde licht te mogen vasthouden. Zijn verzoek werd direct geweigerd, maar natuurlijk met de tijd moest ook hier grootvader capituleren. De oude man pakte het licht uit de laatste kist in de vorm van een gloeiende bal en gaf het uiteindelijk aan zijn kleinzoon.

Slechts een vluchtig moment kon hij het kind zien die hij zo verwend had met liefde en genegenheid, toen de Raaf zijn vorm veranderde tot een enorme, zwart glinsterende schaduw, de vleugels gespreid en de bek wijd open, wachtend op het licht. In hetzelfde moment greep de Raaf het licht met zijn klauwen, sloeg zijn vleugels met kracht naar beneden en schoot als een pijl door het rookgat van het huis in de oneindige duisternis van de wereld. Die wereld was plotseling volkomen veranderd. In de verte waren de silhouetten van de bergen en valleien zichtbaar geworden, de rivieren weerkaatsten verblindende reflecties en overal ontwaakte leven. In de verte, achter het silhouet van de bergen, steeg een grote vogel met een machtige vleugelslag omhoog, op het moment dat het licht zijn ogen raakte. Voor de eerste keer zag de Arend zijn prooi.

De Raaf vloog verder, verheugd met zijn nieuwe bezit en genietend van de ervaring om te zien waar hij vloog in plaats van een afschuwelijk onbeholpen gestuntel en pijnlijk botsen met objecten op zijn weg. Hij genoot zo van zijn vlucht dat hij de Arend niet zag, totdat die bijna vlak boven hem was. In paniek probeerde hij aan de wrede uitgestrekte klauwen te ontsnappen en liet van schrik een groot stuk van het licht vallen. Het viel op de rotsen beneden hem en er braken heel veel splinters af. Ze stuiterden terug, hoog in de lucht en bleven daar tot op de dag van vandaag, als de maan en de sterren die de nachten verlichten.

De Arend achtervolgde de Raaf tot achter de horizon van de wereld en daar, uitgeput door de lange jacht, liet de Raaf eindelijk zijn laatste stuk licht los. Achter de horizon van de wereld dreef het licht rustig over de wolken en steeg uit boven de bergen in het Oosten. Zijn eerste stralen vonden een ingang in het rookgat van het huis bij de rivier, waar de ouden man bitter zat te huilen over het verlies van zijn kostbaar licht en het verraad van zijn kleinkind. Maar als het licht zijn huis binnenstormt, kijkt hij op en voor de eerste keer in zijn leven ziet hij zijn dochter, die al die tijd stil in een hoekje was blijven zitten kompleet verbijsterd door de vloed van gebeurtenissen. Hij zag dat zij zo mooi was als dennentakken tegen een lentelucht bij zonsopgang en begon zich weer beter te voelen.



Het onstaan van de aarde,

In het begin was overal water maar nergens waren mensen dieren of aarde zichtbaar. Maar er waren wel vogels en waterdieren. In iedergeval hielden de vogels een vergadering wat beter was aarde of water. Geef ons aarde zeiden de ene vogels dan hebben we meer te eten. Geef ons water zeiden de andere vogels want we vinden dit het beste. Uiteindelijk, omdat ze er niet uit kwamen, kozen ze de arend uit om te kiezen voor het 1 of het ander. De arend koos land en vroeg hen te zoeken naar land.

De duif gaf zich op als vrijwilliger en vloog weg. Hij bleef 4 dagen weg en toen hij terug kwam raporteerde hij dat hij nergens land kon vinden.

De rivierkreeftkwam langszwemmen en werd door de raad gevraagt om mee te helpen zoeken naar land. Hij verdween in het water voor 4 dagen en wanneer hij weer terug keerde naar de oppervlakte had hij modder aan zijn scharen. hij had land gevonden maar het lag ver hier vandaan.

De rivierkreeft maakte een bal van de modder en gaf het aan de arend. De arend vloog 4 dagen en gaf het aan de raad en zei "volg mij er is land gevonden een eiland heeft zich gevormd."

De hele vogel kolonie vloog achter hem aan om het nieuwe land te zien, terwijl het maar een klein eiland was. Maar het eiland begon te groeien en te groeien en het water ging steeds lager staan er kwamen meerdere eilanden en deze eilanden groeiden aan elkaar en dit werd de aarde zoals wij t nie kennen.



De buffel vrouw een verhaal van magie.

Sneeuwvogel, de medicijnman van een dorpje had een knappe zoon. Toen de jongen oud genoeg was om een mannen naam te krijgen, noemde Sneeuwvogel hem "Moed", omdat hij zoveel durfde tijdens het jagen. Veel van de meisjes in het dorpje wilden Moed als man, maar hij schonk hen geen van allen aandacht. Op een dag ging hij op jacht en terwijl hij voortging zoekend naar wild zag hij iemand voor hem zitten onder een smalle olm. Toen hij dichterbij kwam was hij verast, omdat het een jonge vrouw was die daar zat en hij wou weg lopen. "Kom hier" zei ze haar stem was betoverend. Moed ging naar haar toe en zag dat ze erg jong en erg mooi was. "Ik wist dat je hier zou komen" zei ze" Daarom wachte ik je hier op" "Je bent niet iemand uit het dorp, hoe wist je dan dat ik hier zou komen?" "Ik ben de buffel vrouw" zei ze "Ik heb je vaak gezien van een afstand. Ik wil dat je me met je mee naar huis neemt, want ik wil bij je blijven" "Ik kan je niet meenemen" zei Moed "Je moet het eerst aan me ouders vragen of het mag"

Ze liepen direct naar zijn huis en toen ze daar aankwamen vroeg buffelvrouw zijn ouders of ze mocht blijven en of ze zijn vrouw mocht worden. "Als Moed wil dat je zijn vrouw word kunnen we alleen maar blij zijn" andwoorde Sneeuwvogel de medicijnman "Het werd tijd dat iemand van hem ging houden en hij van haar"

Dus trouwden ze en leefde gelukkig gezamelijk voor een aantal manen (oftewel maanden) Op een dag vroeg ze hem: "Doe je alles wat ik van je vraag Moed?"
"Ja tuurlijk" andwoorde hij "Zolang wat je vraagt nie onredelijk is"
"Ik wil mijn volk opzoeken" Moed zei dat ze zouden gaan en de volgende dag begonnen ze aan de reis naar haar volk zij liep voorop

Nadat ze een heel eind hadden gelopen, kwamen ze in hoge heuvels en opeens draaide ze zich om en zei "Je had me belooft dat je alles zou doen wat ik van je vraag"
"Ja klopt" andwoorde hij
"Mijn huis is aan de andere kant van deze heuvels. Ik zal je het vertellen wanneer we bij mijn moeder zijn. Ik weet dat velen zullen komen om te zien wie je bent en sommigen zullen je uitproberen of sommigen zullen je zelfs boos proberen te maken maar zorg dat je je inhoud en word niet boos, sommige zullen zelfs proberen om je te doden"
"Waarom zouden ze dat doen" vroeg Moed
"Luister naar wat ik zeg" zei ze "Ik kon jou lang voor jij mij kon. Door magie liet ik jou naar me toe komen en sommige zullen je kwaad proberen te maken en als je kwaad word zullen ze dat als reden aangrijpen om je te doden, omdat ze jaloers op je zijn. Ik heb namelijk heel veel van hen afgewezen "
"Maar jij bent nu toch mijn vrouw" zei Moed "Ik heb je verteld wat je moet doen als we er zijn" vervolgde buffelvrouw "Nou wil ik dat je gaat liggen en 2 keer omdraaid" Moed begon te lachen, maar deed wat ze van hem vroeg, hij rolde twee keer om en toen hij opstond veranderde hij in een buffel. Eventjes keek ze naar hem en zag verbazing in zijn ogen, toen rolde zij ook twee keer over de grond en veranderde ook in een buffel. Daarna leide ze hem zonder nog iets te zeggen de heuvel op. In de vallei, iets naar t westen zag Moed honderden en honderden buffels. "Dit is mijn volk" zei buffelvrouw "Dit is mijn thuis" Toen leden van de kudde moed en buffelvrouw aan zagen komen, begonnen ze bijeen te komen op 1 plaats, alsof ze op hun wachtte. Buffelvrouw liep voorop en Moed volgde haar tot ze bij een oude buffel kwamen. Hij wist dat dit de moeder van zijn prachtige vrouw moest zijn. Twee maanstanden bleven ze bij de kudde en af en toe kwamen vier of vijf buffels om hem heen staan om hem te treiteren om hem kwaad te krijgen, maar hij negeerde ze Op een nacht zei buffelvrouw dat ze wel weer klaar was terug te gaan en zachtjes gingen ze ervandoor, terug over de heuvels Toen ze de plaats waar ze zichzelf hadden veranderd in buffels hadden bereikt, rolden ze weer twee keer om en werden weer man en vrouw. "Beloof me" zei buffelvrouw "Dat je nooit iemand wat over deze magische transformatie verteld, als mensen erachterkomen kan ons veel slechts overkomen"

Ze bleven bij zijn familie voor 12 maanstanden en toen wilde buffelvrouw weer teug naar haar familie en toen ze daar even waren vertelde buffelvrouw dat Moed werd uitgedaagd voor een buffel voetrace. maar zei ze "Als jij mee doet met deze race, zal je zeker niet winnen je zal sterven" Die nacht kon Moed er niet van slapen, dus ging hij een rondje lopen. Het was erg donker en hij kon de aanwezigheid van de geest van de wind voelen. "Je bent jong en sterk" fluisterde de windgeest "Maar je kan de buffels niet overwinnen zonder mijn hulp. Wanneer je verliest zullen ze je doden, maar als je wint zullen ze je nooit meer uitdagen"

"Wat moet ik doen om mijn leven en mijn vrouw te behouden?" vroeg hij smekend aan de geest van de wind. De geest van de wind gaf hem twee dingen "1 van deze is een magisch kruid en t andere is gedroogde modder van een medicijnen rol Als een buffel je in haald gooi je eerst dit kruid naar achter en als het dan weer gebeurd dan gooi je de gedroogde modder."

De volgende dag was de dag van de race, bij de dageraad verzamelde alle jonge buffels zich bij de start en toen Moed zich bij hen voegde, begonnen ze hem uit te lachen, ze zeiden dat hij omdat hij een man-buffel was nooit genoeg kracht had om het van hen te winnen. Moed negeerde hun vervelende opmerkingen en liep rustig naar de startlijn. Een oude buffel starte de race met een luid geloei en in het begin was moed aan kop, maar al snel begonnen de anderen hem in te halen. Toen hij hun adem in zijn nek kon voelen gooide hij het magische kruid naar achter. Nu begon hij erg moe te worden en op het moment dat hij dacht dat hij niet sneller meer kon, keek hij om en zag een buffel snel de afstand tussen hemzelf en Moed verkleinen, de andere buffel rende onnoemelijk hard. Hij stond op het punt hem in te halen, dus gooide moed de opgedroogde modder naar achter.

Al snel lag hij weer ver voor de andere buffels, maar hij besefte dat hij nu niks meer achter de hand had en toen hij het eind in zicht zag hoorde hij hoeven vlak achter hem naderen, op het laatste moment voelde hij een sterke wind langs hem gaan, die achter hem stof deed opwaaien. Zodat de buffel hem niet kon inhalen, met de hulp van de geest van de wind haalde hij de eindstreep als winnaar Na dat hij de race won, daagde niemand hem ooit nog uit. De buffelvrouw en moed leefden vredig in de kudde, totdat ze klaar waren om weer terug te keren naar het dorpje Niet lang nadat ze terug gekeerd waren, kreeg buffelvrouw een knappe zoon. Ze noemde hem buffeljongen en al snel was hij oud genoeg om te spelen met de andere kinderen van het dorp Op een dag, toen buffelvrouw stond te koken, ontsnapte de jongen uit haar zicht en ging spelen met de andere kinderen Ze speelden dat ze een buffel waren en rolden ze over de grond. Toen buffeljongen dit deed veranderde hij in een buffelkalf. De andere kinderen renden verschrikt weg. Rond die tijd was buffelvrouw al op zoek naar haar dierbare zoontje en toen ze alle andere kinderen angstig zag wegrennen wist ze dat er iets gebeurd was. Ze keek en zag haar zoon in de vorm van een buffelkalf, snel pakte ze hem op en rende weg richting de heuvel. Daar veranderde ze zichzelf in een buffel en vertrok ze naar het westen. Laat die avond toen Moed terug van het jagen kwam, kon hij zijn vrouw en zijn zoon nergens vinden. Toen hij ging zoeken hoorde hij van een buurtgenoot het verhaal over hoe zijn zoon veranderd was in een buffel. In eerste instantie kon hij het niet geloven, maar toen hij de sporen van zijn vrouw volgde wist hij dat het waar moest zijn. Vele maanstanden zocht hij naar zijn vrouw en zoon, maar hij zag ze nooit meer terug.